The Ego Tunnel (2010)
'blijkt dat het diepere, holistische zelfgevoel geen mysterie is dat niet vatbaar is voor wetenschappelijk onderzoek – het is een vorm van bewuste representatieve inhoud en kan onder zorgvuldig gecontroleerde experimentele omstandigheden selectief gemanipuleerd worden.'
'egotunnel’ als centrale metafoor voor bewuste ervaring gebruiken. Bewuste ervaring is als een tunnel. De moderne neurologie heeft aangetoond dat de inhoud van onze bewuste ervaring niet slechts een intern construct is, maar ook een uitermate selectieve manier om informatie weer te geven. Daarom is het een tunnel: wat we zien en horen, wat we voelen en ruiken en proeven, is slechts een fractie van wat er zich buiten ons bevindt. Ons bewuste model van de werkelijkheid is een laagdimensionale projectie van de onvoorstelbaar rijke fysieke werkelijkheid die ons omringt en ondersteunt. Onze zintuigen zijn beperkt: ze ontwikkelden zich om de kans op overleving te vergroten, niet om de immense overvloed en verscheidenheid van de onmetelijke werkelijkheid aanschouwelijk te maken. Het voortdurende proces van bewuste ervaring is daarom niet zozeer een beeld van de werkelijkheid als wel een tunnel door de werkelijkheid.
Wanneer onze hersenen met succes de ingenieuze strategie volgen om een samenhangende en dynamische innerlijke beschrijving van de werkelijkheid te creëren, worden we ons dingen bewust. Als eerste genereren onze hersenen een simulatie van de wereld, die zo volmaakt is dat we niet merken dat het een beeld in ons hoofd is. Vervolgens genereren ze een innerlijk beeld van onszelf als geheel. Dit beeld omvat niet alleen ons lichaam en onze psychologische gemoedstoestand, maar ook onze relatie met het verleden en de toekomst en andere bewuste personen.'
'Door het zelfmodel een plaats te geven in het wereldmodel, wordt er een centrum gecreëerd. Dat centrum is wat we ervaren als onszelf, het ego. Het is de oorsprong van wat filosofen vaak het eerstepersoonsperspectief noemen. We staan niet in direct contact met de uitwendige werkelijkheid en met onszelf, maar hebben daarentegen wel een innerlijk perspectief.'
'In normale bewustzijnstoestanden is er altijd iemand die de ervaring heeft – iemand die zichzelf bewust ervaart als gericht op de wereld, als een zelf dat weet, begeert, wil en handelt. Hiervoor zijn twee hoofdredenen. Ten eerste bezitten we een geïntegreerd innerlijk beeld van onszelf dat stevig verankerd is in onze gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen; de door onze hersenen gecreëerde simulatie van de wereld omvat de ervaring van een gezichtspunt. Ten tweede zijn we niet in staat ons zelfmodel te ervaren en introspectief te herkennen als een model; een groot deel van het zelfmodel is, zoals filosofen zouden zeggen, transparant'
'Transparantheid houdt simpelweg in dat we geen besef hebben van het medium waardoor informatie tot ons komt. We zien niet het raam, alleen de voorbijvliegende vogel. We zien niet de vurende neuronen in onze hersenen, alleen wat ze voor ons aanschouwelijk maken. Een bewust, in de hersenen actief model van de wereld is transparant als de hersenen niet in de gaten hebben dat het een model is – we kijken er dwars doorheen, rechtstreeks naar de wereld, als het ware.'
'Het ego is, zoals eerder opgemerkt, de inhoud van je fzm op dit moment (je lichamelijke gewaarwordingen, je emotionele toestand, je percepties, herinneringen, wilshandelingen, gedachten). Maar het kan alleen een ego worden omdat je qua constitutie zo in elkaar zit dat je niet in staat bent te beseffen dat dit alles slechts deel uitmaakt van een simulatie in je hersenen. Het is niet de werkelijkheid zelf, maar een beeld van de werkelijkheid – en wel een heel bijzonder beeld. Het ego is een transparant mentaal beeld: je – de fysieke persoon als geheel – kijkt er dwars doorheen. Je ziet het niet, maar je ziet er wel mee. Het ego is een instrument voor het sturen en plannen van je gedrag en voor het begrijpen van het gedrag van anderen.'
'Het ego en de tunnel zijn geëvolueerde representatieve fenomenen, een uitvloeisel van 'dynamische zelforganisatie op vele niveaus. Subjectieve ervaring is in essentie een biologische dataformule, een hoogst specifieke manier van informatie over de wereld weergeven waarbij het lijkt alsof die informatie kennis van een ego is. Maar in de wereld bestaan geen zelven. Een biologisch organisme als zodanig is geen zelf. En een ego is evenmin een zelf, maar slechts een vorm van representatieve inhoud – namelijk de inhoud van een transparant, door de hersenen van het organisme geactiveerd zelfmodel'
'Het verschijnen van werelden in biologische zenuwstelsels is, te oordelen naar de beschikbare data over dierlijke hersenen en evolutionaire continuïteit, een recent fenomeen, misschien slechts een paar miljoen jaar oud. In de darwinistische evolutie is waarschijnlijk ongeveer 200 miljoen jaar geleden in de primitieve hersencortex van zoogdieren een eerste vorm van bewustzijn ontstaan, die hun besef gaf van hun lichaam en de omringende wereld en hun gedrag stuurde. Ik vermoed dat ook vogels, reptielen en vissen sinds lang een vorm van bewustzijn bezitten. Ook een dier dat niet kan redeneren en geen taal spreekt kan in elk geval zeker transparante fenomenale toestanden hebben – meer is er niet nodig om een wereld in het bewustzijn te laten verschijnen. Vooraanstaande bewustzijnonderzoekers en theoretische neurobiologen zoals Anil Seth, Bernard Baars en D. B. Edelman hebben zeventien criteria vastgesteld voor bewustzijnsbevorderende hersenstructuren, en er is een enorme hoeveelheid bewijsmateriaal voor het bestaan van zulke structuren in zoogdieren, vogels en mogelijk octopussen. De empirische bewijzen voor bewustzijn bij dieren zijn inmiddels boven iedere twijfel verheven. Dieren zijn net als wij naïeve realisten, en als ze kleuren waarnemen, is het aannemelijk dat die met eenzelfde directheid, zekerheid en onmiddellijkheid aan hen verschijnen als aan ons. Maar het filosofische punt is dat we dat eigenlijk niet weten.'
'Het proces van kijken naar onze gedachten en emoties, naar onze percepties en lichamelijke gewaarwordingen, is geïntegreerd in het zelfmodel. Dit is zoals eerder opgemerkt de eigenschap die ons waarschijnlijk onderscheidt van de meeste andere dieren op aarde: het vermogen om het eerstepersoons perspectief naar binnen te richten, te kijken naar onze emotionele toestand en onze cognitieve processen te bestuderen.'
'Verder zijn we tot het inzicht gekomen dat bewustzijn geen zaak is van alles of niets, geen fenomeen dat wel of niet bestaat. Het is een gradueel fenomeen dat in tal van schakeringen en sterktegraden voorkomt. Bewustzijn is bovendien allerminst een eenvormig fenomeen, maar kent tal van onderscheidbare aspecten: geheugen, aandacht, gevoelens, waarneming van kleur, zelfbesef en denken van een hogere orde.'
'Wetenschappelijk gezien staan we nog maar aan het begin van een echte wetenschap van bewustzijn.'
'Uiteraard bestaat er een externe wereld en staan we daarmee in verbinding middels kennis en handeling – maar de bewuste ervaring van weten, handelen en verbonden zijn is een louter interne aangelegenheid.
Wil een theorie over bewustzijn overtuigend zijn, dan zal die een verklaring moeten bieden voor de vraag waarom dit voor ons niet zo lijkt.'
'... de belangrijkste problemen onderzoeken om tot een in filosofisch en neurologisch opzicht overtuigende theorie van bewustzijn te komen. Zes ervan zullen we in detail bespreken:’
1 'Het één-wereldprobleem: de eenheid van bewustzijn'
Inzichten:
'Het eerste inzicht is dat bewustzijn een hogere vorm van kennis is die gepaard gaat met gedachten en andere mentale toestanden'
'Het tweede belangrijke inzicht is de notie van integratie: het bewustzijn is iets wat dingen met elkaar verbindt in één alomvattend, simultaan geheel. Bezitten we dit geheel, dan verschijnt er een wereld aan ons. Als de informatiestroom van je zintuiglijke organen verenigd wordt, ervaar je de wereld.'
'Het interessante is dat het eerste kerninzicht – weten dat je iets weet – vandaag de dag voornamelijk wordt bediscussieerd in de filosofie van de geest, terwijl de neurologie zich vooral richt op het integratieprobleem: hoe worden de elementen van objecten gecombineerd tot een geheel? Het is dit laatste fenomeen – het één-wereldprobleem van dynamische, algehele integratie – dat we moeten onderzoeken als we willen begrijpen wat eenheid van bewustzijn is.'
'Maar wie weet komen we hierbij tot de ontdekking dat deze beide kernvragen – de top-downversie waarover wordt gediscussieerd in de filosofie van de geest en de bottom-upversie die onderwerp van discussie is in de neurologie – twee zijden van dezelfde medaille zijn'
'Alleen mensen die een ernstige psychiatrische stoornis hebben gehad of hebben geëxperimenteerd met grote doses hallucinogene middelen kunnen zich misschien voorstellen hoe het is om te leven in meer dan één tunnel. De eenheid van bewustzijn is een van de grootste prestaties van de hersenen: het is een allerminst eenvoudig fenomenologisch feit dat de inhoud van je actuele ervaring naadloos is gecorreleerd en een samenhangend geheel vormt, i.e. de wereld waarin je je leven leeft.'
'Maar eerst moet het integratieprobleem op meerdere subniveaus opgelost worden. Stel je voor dat je niet langer in staat bent de diverse elementen van een waargenomen object – de kleur, oppervlaktetextuur, randen, enzovoort – met elkaar te verbinden tot één entiteit. Bij een stoornis'
'die apperceptieve agnosie heet ontstaat op het niveau van bewuste ervaring geen coherent visueel model, ondanks dat alle lagere visuele processen intact zijn. Mensen met deze stoornis bezitten doorgaans een volledig intact visueel veld dat bewust wordt waargenomen, maar herkennen niet wat ze zien. Ze kunnen bijvoorbeeld geen vormen onderscheiden of combineren of afbeeldingen natekenen. Apperceptieve agnosie wordt meestal veroorzaakt door te weinig toevoer van zuurstof naar de hersenen – bijvoorbeeld door koolmonoxidevergiftiging. Patiënten kunnen wel een coherent, geïntegreerd visueel wereldmodel hebben, maar het ontbreekt hun aan bepaalde soorten visuele informatie die nodig zijn om handelingen te kunnen verrichten. Op functioneel niveau zijn ze niet meer in staat om gestaltkenmerken of signalen betreffende de scheiding tussen figuur en achtergrond te gebruiken om hun visuele veld te organiseren.4 Stel je nu voor dat je niet langer bij machte bent je waarneming van een object te verbinden met de categoriale kennis waarmee je die kunt identificeren, en dat je hierdoor niet subjectief kunt ervaren wat je waarneemt – zoals bij asterognosie (het onvermogen om met je tastzin objecten te herkennen, doorgaans het gevolg van letsel in twee gebieden van de primaire somatosensorische cortex) en autotopagnosie (het onvermogen om je eigen lichaamsdelen te identificeren en benoemen, eveneens het gevolg van corticaal letsel). Daarnaast zijn er mensen die lijden aan wat disjunctieve agnosie wordt genoemd; zij zijn niet in staat om zien en horen te integreren – hun bewuste leven lijkt zich af te spelen in een film met een verkeerde soundtrack. Een patiënt vertelde hierover: ‘Er stond [iemand] voor me en ik zag zijn mond bewegen, maar ik merkte dat de bewegende mond niet paste bij wat ik hoorde.'
'Een aantal nieuwe ideeën en hypothesen in de neurologie verschaft ons een beeld van hoe deze ‘wereld-verbindende’ functie werkt. Een ervan is de dynamische-kernhypothese,6 die stelt dat er uit het constante achtergrondgekwetter van miljoenen hersencellen een hoogst geïntegreerd en intern gedifferentieerd neurodynamisch patroon ontstaat. Giulio Tononi, een neuroloog van de Universiteit van Wisconsin-Madison die een vooraanstaand verdediger van deze hypothese is, spreekt bij voorkeur over een ‘functionele cluster’ van neuronen, terwijl ik het concept causale dichtheid heb bedacht.'
'Bewustzijn is een grootschalig, samenhangend fenomeen dat ontstaat uit talloze fysieke microgebeurtenissen. Zolang de mate van interne correlatie en causale aaneenkoppeling hoog genoeg is, rijst er in je hersenen dit eiland van dansende microgebeurtenissen op en leef je in één werkelijkheid. Er verschijnt één verenigde wereld aan je.
Dit verschijnen kan zich ook voordoen tijdens ‘uitgeschakelde toestanden’: in dromen verloopt het verbinden van inhoudsvormen echter minder goed, en dat is de reden waarom je droomwerkelijkheid vaak zo bizar is, waarom het moeilijk is ergens je aandacht op te richten, waarom de taferelen elkaar zo snel opvolgen. Niettemin is er nog steeds sprake van een gehele situatie, je bent er nog steeds, en daarom gaat de fenomenale ervaring door. Maar wanneer je in diepe slaap raakt en het eiland weer wegzakt in zee, verdwijnt ook je wereld.'
'Aristoteles en Franz Brentano wezen er beiden op dat bewust waarnemen automatisch inhoudt dat je je bewust bent van het feit dat je nu, op dit moment bewust waarneemt. Op de een of andere manier moeten we het waarnemen waarnemen op het moment dat het gebeurt. Als dit idee klopt, dan moet de hersentoestand die op dit moment je bewuste waarneming van het boek in je hand creëert bestaan uit twee logische delen: een deel dat het boek afbeeldt en een deel dat onafgebroken de toestand zelf weergeeft. Het ene deel wijst naar de wereld, het andere naar zichzelf. Bewuste toestanden zijn wellicht precies die toestanden die zichzelf ‘meta-representeren’ en tegelijkertijd iets anders representeren'
'Het werk dat door de Nederlandse hersenonderzoeker Victor Lamme is verzet in Amsterdam en door de Franse neurowetenschapper Stanislas Dehaene in het NeuroSpin Center op de cea-campus van Saclay en in het Pitié-Salpêtrière-ziekenhuis in Parijs, draait om het centrale belang van zogeheten ‘terugkerende verbindingen’ als functionele basis voor bewustzijn.9 In het bewuste visuele verwerkingsproces wordt bijvoorbeeld informatie van hoog – en dus later – niveau betreffende het netvliesbeeld voortdurend dynamisch teruggebracht tot informatie van laag niveau die juist eerder ontstaat, ook al gaat het steeds om hetzelfde netvliesbeeld. Elke keer wanneer je ogen een tafereel opnemen (een mens maakt ongeveer drie saccades, ofwel korte oogbewegingen, per seconde), treedt er een feedforward-feedback-cyclus in werking die zorgt dat je een gedetailleerde bewuste voorstelling krijgt van het tafereel. Je maakt via deze feedforward-feedback-cycli voortdurende kiekjes van de wereld. Het meer algemene principe zou kunnen zijn dat bijna continue feedbacklussen van hogere naar lagere gebieden een almaar voortgaande cyclus creëren, een rondgaande ingebedde stroom van informatie, waarin wat een paar milliseconden geleden is gebeurd dynamisch wordt teruggekoppeld naar wat er nu binnenkomt. Op deze manier creëert het onmiddellijke verleden voortdurend een context voor het heden – het filtert wat nu wordt ervaren. We zien hier hoe een oud filosofisch idee in de moderne neurologie op fundamenteel niveau wordt verfijnd en uitgeplozen. Er wordt een permanente context-lus gecreëerd. En dit is misschien een dieper inzicht in het wezen van de wereld-creërende functie van bewuste ervaring: bewuste informatie wordt juist daarom geintegreerd en verenigd, zo lijkt het, omdat het onderliggende fysieke proces wordt teruggekoppeld naar zichzelf en zijn eigen context wordt. Als we dit idee niet alleen toepassen op enkelvoudige voorstellingen, zoals de visuele ervaring van een appel in je hand, maar op het verenigde hersenbeeld van de wereld als geheel, dan is de dynamische stroom van bewuste ervaring het resultaat van een continue grootschalige toepassing van eerdere kennis van de hersenen aangaande de actuele situatie. Als je bij bewustzijn bent, creëert het algehele proces van waarnemen, leren en leven een context voor zichzelf – en zo wordt je werkelijkheid een geleefde werkelijkheid.'
'beoefenaren van meditatie zelf in hun hersenen langdurige hoog-amplitudinale gammaband-oscillaties en algemene fase-synchronie tot stand brachten, wat zichtbaar was in eeg-opnames die werden gemaakt toen ze mediteerden.De hoog-amplitudinale gamma-activiteit die bij sommigen van hen werd aangetroffen was naar verluidt de sterkste waarvan ooit in de wetenschappelijke literatuur melding is gemaakt. Waarom is dit interessant? Gammaband-oscillaties, die worden opgewekt door groepen neuronen die ongeveer veertig keer per seconde synchroon vuren, behoren op dit moment tot onze beste kandidaten voor het creëren van eenheid en heelheid (hoewel over hun specifieke rol in dit opzicht nog steeds druk wordt gedebatteerd). Op het niveau van bewuste objectwaarneming lijken ze er bijvoorbeeld vaak voor te zorgen dat de diverse kenmerken van een object – de randen, kleur en oppervlaktetextuur van, zeg, een appel – één verenigd beeld vormen. Uit tal van experimenten is naar voren gekomen dat synchroon vuren het verschil uitmaakt tussen een verzameling neuronen die toegang krijgt tot bewustzijn en een verzameling neuronen die er ook op los vuurt maar dan op een ongecoördineerde manier en daarom geen toegang krijgt tot bewustzijn.'
'... zou diepe meditatie het proces – en misschien wel het enige proces – kunnen zijn waarbij mensen soms de algemene achtergrond kunnen veranderen in een gestalt, het overheersende kenmerk van bewustzijn? Dit zou mooi aansluiten bij een vermoeden dat door velen wordt gekoesterd, onder wie Antoine Lutz – namelijk dat de fundamentele subject/object-structuur van ervaring in dit soort toestanden overstegen kan worden.'
2 'Het nu-probleem: de verschijning van een geleefd moment'
'Alles is in het nu. Wat je ook ervaart, je ervaart het als gebeurend op dit moment.'
'Een van de essentiële functies van het bewustzijn is dan ook een organisme te helpen in contact te blijven met het onmiddellijke heden – met alle eigenschappen in het organisme zelf en in de omgeving die snel en onvoorspelbaar kunnen veranderen. Dit idee houdt verband met een klassiek concept dat werd geïntroduceerd door Bernard Baars van het Neurosciences Institute in San Diego, die vooral bekend is vanwege zijn boek A Cognitive Theory of Consciousness, waarin hij zijn algemene-werkruimtetheorie presenteert als model voor bewustzijn. Zijn vruchtbare metafoor voor bewustzijn als zijnde de inhoud van een algemene werkruimte in de geest impliceert dat alleen de cruciale aspecten in het bewustzijn worden gerepresenteerd. Bewuste informatie is die informatie die tegelijkertijd voor al je afzonderlijke cognitieve vermogens beschikbaar moet worden gemaakt. Je hebt alleen behoefte aan een bewuste representatie als je niet precies weet wat er het volgende moment gaat gebeuren en welke vermogens (aandacht, cognitie, geheugen, motorische sturing) je nodig hebt om adequaat te reageren op een eventueel opduikend probleem. Deze onmisbare informatie dient actief te blijven zodat verschillende modules of hersenmechanismen er zich tegelijkertijd toegang toe kunnen verschaffen.'
'Ik denk dat dit precies is waarvoor we het bewuste nu nodig hebben. Om dit te bewerkstelligen hebben onze hersenen geleerd temporele internaliteit te simuleren. Om een gemeenschappelijk platform te creëren – een bord waarop berichten aan onze diverse gespecialiseerde hersengebieden opgehangen kunnen worden – hebben we een gemeenschappelijk referentiekader nodig, en dit referentiekader is een temporeel kader. Hoewel er in de buitenwereld strikt gesproken niet zoiets bestaat als een nu, was het een goede aanpassing om het innerlijke model van de wereld te organiseren rondom zo’n nu – waarmee een gemeenschappelijk temporeel referentiekader voor alle mechanismen in de hersenen werd gecreëerd, zodat ze tegelijkertijd toegang hebben tot dezelfde informatie. Er moest een bepaald punt in de tijd gerepresenteerd worden teneinde dat te kunnen markeren als werkelijkheid. Het verleden is buiten-tijd, net als de toekomst. Maar er is ook binnen-tijd, dit moment, het nu, het ogenblik waarop je thans leeft. Al je bewuste gedachten en gevoelens hebben plaats op dit geleefde moment.'
'Overigens zit er een bovengrens aan wat je bewust kunt ervaren als plaatsvindend op één moment: het is bijna onmogelijk om een meer dan drie seconden durend muzikaal motief, ritmisch gedicht of complexe gedachte te ervaren als een temporele gestalt.'
'We hebben, zoals de moderne neurologie ons leert, nooit werkelijk voeling met het heden, omdat het neurale informatieverwerkingsproces tijd kost. Het duurt even voordat de signalen van je zintuiglijke organen via de diverse neuronale paden in je lichaam je hersenen bereiken, en het kost tijd om ze te verwerken en om te vormen tot objecten, taferelen en complexe situaties. Dus wat je op dit moment ervaart als het heden is eigenlijk strikt gesproken het verleden'
'Maar vanuit een meer gestreng filosofisch standpunt is de temporele innerlijkheid van het bewuste nu een illusie. Er bestaat geen onmiddellijk contact met de werkelijkheid.
En dit biedt ons een tweede fundamenteel inzicht in het tunnelachtige karakter van het bewustzijn: het besef van aanwezigheid is een intern fenomeen dat wordt gecreëerd door het menselijke brein. Niet alleen zijn er geen kleuren in de wereld buiten ons, maar er is ook geen huidig moment.'
3 'Het werkelijkheidsprobleem: de mens wordt geboren als een naïeve realist'
'Een representatie is, zoals we eerder zagen, transparant als het systeem dat er zich van bedient het niet herkent als een representatie. Een in de hersenen actief wereldmodel is transparant als de hersenen niet bij machte zijn te ontdekken dat het een model is. Een model van het huidige moment is transparant als de hersenen niet bij machte zijn te achterhalen dat het model simpelweg een uitvloeisel is van het informatieverwerkingsproces dat op dit moment gaande is in de hersenen.'
'...dit mechanisme in de loop van miljoenen jaren geoptimaliseerd is, is het zo snel en betrouwbaar dat je het bestaan ervan niet opmerkt. Het maakt dat je hersenen onzichtbaar zijn voor zichzelf. Je staat alleen in contact met de inhoud ervan; je ziet niet de representatie als zodanig, en daarom verkeer je in de illusie dat je rechtstreeks in contact staat met de wereld. En zo word je een naïeve realist, een persoon die denkt dat hij voeling heeft met een van de waarnemer losstaande werkelijkheid.'
'...bewustzijn in essentie de ruimte van het aandacht-actorschap opent: bewuste informatie is dat deel van de in ons brein actieve informatie waarop we doelbewust onze aandacht kunnen vestigen, en wel de aandacht van het hoogste niveau. Aandacht van laag niveau is automatisch en kan gewekt worden door geheel onbewuste gebeurtenissen. Als iets bewust wordt waargenomen, betekent dat nog niet dat je je er doelbewust op richt met behulp van je aandachtsmechanismen. Integendeel: de meeste dingen waarvan we ons gewaar zijn, bevinden zich aan de rand van ons bewustzijn, niet in het centrum ervan. Maar wat beschikbaar is voor doelbewust gerichte aandacht, is tevens datgene wat we bewust ervaren. Niettemin is het zo dat we, als we onze visuele aandacht nauwkeurig op een object richten, zo in elkaar zitten dat we niet in staat zijn de eerdere verwerkingsstadia waar te nemen. Het heeft geen zin ‘een kijkje van dichterbij te nemen’: het is voor ons niet mogelijk onze aandacht te richten op het constructieproces dat het model van het boek in onze hersenen genereert. Aandacht lijkt vaak zelfs het tegenovergestelde te bewerkstelligen: door het zintuiglijk waargenomen object te stabiliseren maken we het nóg reëler.'
[is er een]’spcifiek ncb voor afzonderlijke vormen van bewustzijnsinhoud (een voor de roodheid van een roos, een ander voor een roos als geheel, enzovoort) en daarnaast een algemeen ncb, dat uit een veel groter samenstel van neurale eigenschappen bestaat. Deze liggen ten grondslag aan het bewustzijn als geheel, dat wil zeggen, aan alle op dit moment actieve vormen van bewustzijnsinhoud. Het algemene ncb vormt dus de basis van ons model van hoe we de wereld telkens op een bepaald moment ervaren. Het oplossen van het één-wereldprobleem, het nu-probleem en het werkelijkheidsprobleem vergt drie stappen: ten eerste een adequate fenomenologische beschrijving opstellen van hoe het is om al deze ervaringen te hebben; ten tweede de inhoud ervan gedetailleerd analyseren (het representatieve beschrijvingsniveau); en ten derde de functies beschrijven waardoor deze inhoudsvormen tot stand komen. Het traceren van het algemene ncb betekent uiteindelijk ontdekken hoe deze functies worden geïmplementeerd in het zenuwstelsel. Dit zou ons daarnaast de mogelijkheid geven om te bepalen welke andere dieren op aarde de verschijning van een wereld ervaren; deze dieren zullen dan in hun hersenen een duidelijk herkenbaar fysiek equivalent moeten hebben. Als ze een ncb hebben, hebben ze ook een bewustzijn.'
4 'Het onverwoordbaarheidsprobleem: de dingen waarover we nooit zullen kunnen praten'
'De inhoudsvormen van het bewustzijn zijn op vele verschillende manieren onverwoordbaar. Je kunt aan een blinde niet uitleggen waaruit de roodheid van een roos bestaat. Als de taalgroep waarin je leeft geen concept voor een bepaald gevoel heeft, ben je waarschijnlijk niet in staat het in jezelf waar te nemen of het te benoemen en zo te delen met anderen. Het derde type onverwoordbaarheid wordt gevormd door alle bewuste toestanden (‘bewust’ omdat ze in beginsel waarneembaar zijn) die zo vluchtig zijn dat ze geen sporen nalaten in je geheugen: het zijn korte flikkeringen aan de rand van je subjectieve perceptie, zoals bijvoorbeeld een nauwelijks constateerbare verandering van kleur, of een lichte schommeling in een emotie, of een amper te bespeuren glinstering in de mêlee van je lichamelijke gewaarwordingen. Er zijn misschien zelfs langere episoden van bewuste ervaring – bijvoorbeeld in een droomtoestand of wanneer je onder narcose verkeert – die per definitie niet toegankelijk zijn voor de geheugensystemen in je hersenen en waarvan nooit iemand melding heeft gemaakt.'
'Het is een uit perceptiepsychologisch onderzoek welbekend gegeven dat ons vermogen om onderscheid te maken tussen zintuiglijke waarden zoals kleurschakeringen veel sterker is dan ons vermogen om er directe begrippen voor te creëren.'
'er in het leven ontelbare dingen zijn die je alleen kunt doorgronden door ze te ervaren, dat zuivere perceptie een diepte bezit die niet met gedachten of taal te vatten of binnen te dringen is.'
'Het onverwoordbaarheidsprobleem doet zich voor bij de eenvoudigste vormen van zintuiglijke waarneming, bij de fijnste nuances van zien en aanraken, van ruiken en proeven en bij die aspecten van aandachtig luisteren die ten grondslag liggen aan de magie en schoonheid van een muzikale ervaring.Hetzelfde geldt wellicht voor het inlevingsvermogen, voor alle emotionele en in wezen lichaamsgebonden communicatievormen ...’
'Deze empirische onderzoeksresultaten zijn filosofisch van belang omdat ze ons wijzen op iets wat we eigenlijk altijd al hebben geweten: veel dingen die je tot uitdrukking kunt brengen door middel van muziek (of andere kunstvormen, zoals bijvoorbeeld dans) zijn onverwoordbaar omdat ze nimmer inhoud van een mentaal concept kunnen worden of in woorden te vatten zijn. Maar als dit zo is, dan is het delen van de onverwoordbare aspecten van onze bewuste levens een dubieuze aangelegenheid. We kunnen er nooit echt zeker van zijn of onze woordeloze communicatie succesvol was, en het blijft onzeker wat we nu eigenlijk met elkaar gedeeld hebben.
Daarnaast vormt het onverwoordbaarheidsprobleem een bedreiging voor de begrijpelijkheid van een neurologische bewustzijnstheorie. Als de eenvoudigste elementen van zintuiglijk bewustzijn niet traceerbaar zijn in de zin dat zelfs het ervarende subject geen interne criteria bezit om ze via introspectie nader te benoemen, dan kunnen we ze ook niet relateren aan de representatieve inhoud van neurale toestanden – zelfs niet in beginsel.'
Qualia en Churchland??
5 'Het evolutieprobleem: zou dit alles gebeurd kunnen zijn in het donker?'
'...bewuste ervaring [is] geen alles-of-nietsfenomeen; het is er in vele maten en soorten. Het bewustzijn heeft op aarde een lange geschiedenis achter zich. We hebben sterke, convergerende aanwijzingen dat alle warmbloedige gewervelde (en waarschijnlijk bepaalde andere) dieren fenomenale ervaring kennen. De basale hersenkenmerken van zintuiglijk bewustzijn zijn aanwezig bij de zoogdieren en vertonen sterke overeenkomsten vanwege een gemeenschappelijke oorsprong. Ze mogen dan misschien niet kunnen spreken en conceptueel denken, maar het is waarschijnlijk dat ze allemaal gevoelens en emoties hebben. En ze kunnen zeker pijn lijden. Maar omdat ze hierover geen mededelingen kunnen doen, is het vrijwel onmogelijk om dit verder te onderzoeken.’
'Vandaag de dag hebben we een lange lijst van potentiële kandidaat-functies voor het bewustzijn, waaronder het ontstaan van intrinsiek motiverende toestanden, de verbetering van sociale coördinatie, een strategie voor het verbeteren van de interne selectie en allocatie van hulpbronnen in de hersenen die te complex waren geworden om zichzelf te reguleren, het voortdurend modificeren en onderzoeken van doelhiërarchieën en langetermijnplannen, het terughalen van gebeurtenissen uit het langetermijngeheugen, de constructie van vast te leggen representaties, toegenomen flexibiliteit en verfijning van gedragsturing, het begrijpen van de geestelijke gesteldheid van soortgenoten en het voorspellen van hun gedrag in sociale interactie, conflict- en probleemoplossing, het creëren van een compact geïntegreerde representatie van de werkelijkheid als geheel, zaken in een context plaatsen, stap voor stap dingen leren, enzovoort.'
'Veel vooraanstaande wetenschappers die zich bezighouden met bewustzijn zijn van mening dat informatie ‘algemeen beschikbaar’ maken voor een organisme een van de belangrijkste functies van fenomenale ervaring is. De algemene-werkruimtemetafoor van Bernard Baars heeft ook een functioneel aspect: volgens deze theorie is het, simpel gezegd, zo dat bewuste informatie een deelverzameling van actieve informatie in de hersenen is die gemonitord moet worden omdat niet duidelijk is welke van je mentale vermogens je nodig zult hebben om daarna toegang te hebben tot deze informatie. Moet je er nauwkeurig je aandacht op richten? Moet je er een concept van creëren, erover nadenken, er andere mensen van in kennis stellen? Moet je een flexibele gedragsreactie tonen – een reactie die je hebt geselecteerd uit en afgewogen tegen alternatieven? Moet je deze informatie verbinden met het episodische geheugen om die te vergelijken met dingen die je eerder hebt gezien of gehoord? Een onderdeel van de theorie van Baars is dus dat je je alleen bewust wordt van iets wanneer je niet weet welk stuk gereedschap in je mentale gereedschapskist je daarna nodig zult hebben.'
'We beginnen nu langzaam maar zeker te begrijpen wat de belangrijkste evolutionaire functie van het bewustzijn moet zijn geweest: het maakt categorieën van feiten algemeen beschikbaar voor een dier en biedt het zo de mogelijkheid om er de aandacht op te richten, erover na te denken en er op een flexibele manier, waarbij automatisch de algehele context in aanmerking wordt genomen, op te reageren.'
'Fenomenale toestanden zijn neurocomputationele organen die voor overleving relevante informatie algemeen beschikbaar maken in een venster van het heden. Ze stellen je in staat je in een samenhangend psychologisch moment bewust te worden van nieuwe feiten. Het moet een groot voordeel zijn geweest om tegelijkertijd alle gereedschappen in je mentale gereedschapskist aan te kunnen wenden om te reageren op nieuwe categorieën van feiten. Voor elk nieuw virtueel orgaan, elke nieuwe zintuiglijke ervaring, elke nieuwe bewuste gedachte moest een metabolische prijs betaald worden; het was kostbaar om ze te activeren, ook al was het maar voor een paar seconden of minuten per keer. Maar omdat ze zelf de kosten dekten in termen van meer glucose en veiligheid, overleving en voortplanting, verspreidden ze zich in populaties en bleven ze tot op de dag van vandaag in stand. Ze gaven ons het vermogen om onderscheid te maken tussen wat wel en niet eetbaar is, om te zoeken naar nieuwe voedselbronnen en die te vinden, om een aanval op onze prooi te plannen. Ze stelden ons in staat om de gedachten van andere mensen te lezen en efficiënter samen te werken met onze medejagers. En ten slotte stelden ze ons in staat om de gedachten van andere mensen te lezen en efficiënter samen te werken met onze medejagers. En ten slotte stelden ze ons in staat om te leren van ervaringen uit het verleden.’
'De voorlopige conclusie luidt dus dat een wereld doen verschijnen in de hersenen van een organisme een nieuwe computationele strategie was. De vaststelling dat de gevaarlijke aanwezige wereld echt was, weerhield ons ervan weg te dwalen in onze herinneringen en fantasieën. Het signaleren van het heden stelde een bewust organisme in staat om andere en efficiëntere manieren te bedenken om te ontsnappen, om zijn prooi te misleiden en te besluipen, en om interne repetities van het doelgedrag te vergelijken met de kenmerken van een gegeven wereld. Als je een bewust en transparant wereldmodel bezit, kun je voor het eerst datgene wat werkelijk is rechtstreeks vergelijken met datgene wat alleen mogelijk is, de actuele wereld vergelijken met de imaginaire mogelijke werelden die je hebt bedacht in je geest. Intelligentie van hoog niveau betekent niet alleen beschikken over offline-toestanden waarin je potentiële dreigingen of gewenste resultaten kunt nabootsen, maar ook de werkelijke situatie vergelijken met een aantal mogelijke doeltoestanden'
'referentiekader waarin dit alles kan plaatsvinden.
Als een dier als Homo sapiens het nieuwe vermogen ontwikkelt om offline-simulaties aan zijn geestesoog voorbij te laten trekken, kan het mogelijke werelden representeren – werelden die niet als daadwerkelijk aanwezig ervaren worden. Zo’n dier kan ten eerste een episodisch geheugen bezitten. Het kan het vermogen ontwikkelen om iets te plannen. Het kan zichzelf afvragen: ‘Hoe zou een wereld eruitzien waarin ik veel kinderen zou hebben? Hoe zou het zijn als ik volledig gezond was? Of als ik rijk en beroemd was? En hoe kan ik deze dingen bereiken? Kan ik een route bedenken die van de huidige wereld naar deze ingebeelde wereld leidt?’
Zo’n dier kan daarnaast geestelijk reizen in de tijd, omdat het heen en weer kan schakelen tussen ‘binnen-tijd’ en ‘buiten-tijd’. Het kan ervaringen in het nu vergelijken met ervaringen uit het verleden – maar het kan ook hallucineren en zich verliezen in zijn eigen dagdromen. Als het deze nieuwe mentale vermogens op juiste wijze wil gebruiken, moeten zijn hersenen op een degelijke en betrouwbare manier onderscheid kunnen maken tussen representatie en simulatie. Het dier moet verankerd blijven in de echte wereld; als je jezelf verliest in dagdromerij, zal vroeg of laat een ander dier langskomen dat je opeet. Om die reden kun je niet zonder een mechanisme dat je op betrouwbare wijze het verschil laat zien tussen de echte wereld en de vele mogelijke werelden. En dit kunstje dient gedaan te worden op het niveau van bewuste ervaring. Dit is allerminst een eenvoudig probleem. Bewuste ervaring is, zoals eerder uiteengezet, al een nabootsing en brengt het subject van ervaring – jij – niet in direct contact met de werkelijkheid. De vraag is dus: hoe kun je verhinderen dat je verdwaald raakt in het doolhof van je bewuste geest?
Een belangrijke functie van het transparante bewuste model van de werkelijkheid is feitelijkheid (filosofen zeggen soms ook ‘facticiteit’) representeren – dat wil zeggen, een basaal referentiekader genereren voor het dier dat er gebruik van maakt: iets wat zonder mankeren vaststelt wat echt is (zelfs als dat niet zo is); iets waarmee je niet kunt sjoemelen of knoeien. Transparantheid vormde de oplossing voor het probleem van het nabootsen van een veelheid van mogelijke innerlijke werelden zonder erin verdwaald te raken; daardoor konden biologische organismen expliciet het feit representeren dat een van deze werelden een daadwerkelijke werkelijkheid is. Ik noem dit de ‘wereld-nulpunt-hypothese. Mensen weten dat sommige van hun bewuste ervaringen geen verband houden met de echte wereld, maar slechts representaties in hun geest zijn. Nu kunnen we begrijpen hoe fundamenteel deze stap was en de functionele waarde ervan onderkennen. Niet alleen waren we zo in staat om bewuste gedachten te hebben, maar ook om ze te ervaren als gedachten in plaats van te hallucineren of rond te dole in een fantasie. En door deze stap werden we buitengewoon intelligent. We konden hierdoor onze herinneringen en doelen en plannen vergelijken met onze momentane situatie en mentale bruggen slaan die van het heden naar een wenselijkere werkelijkheid leiden.
Het verschil tussen dingen die slechts aan ons verschijnen en echte, objectieve feiten werd onderdeel van onze geleefde werkelijkheid, onze leefwereld. (Overigens geldt dit waarschijnlijk niet voor de meeste andere dieren op aarde.)'
'De ontdekking van het verschil tussen verschijning en werkelijkheid was mogelijk omdat we beseften dat een deel van de inhoud van onze bewuste geest intern wordt geconstrueerd en omdat we introspectief het constructieproces kunnen waarnemen. Hierbij is sprake van zogeheten fenomenale opaciteit – een technische term die het tegengestelde van transparantheid inhoudt. De dingen in de evolutie van het bewustzijn die oud, supersnel en zeer betrouwbaar zijn – zoals de eigenschappen van zintuiglijke ervaring – zijn transparant; abstract bewust denken is dat niet. Vanuit evolutionair perspectief is denken iets nieuws en (zoals we allemaal weten) behoorlijk onbetrouwbaar en gaat denken zo traag dat we kunnen constateren dat het plaatsvindt in onze hersenen. Wanneer we bewust redeneren, zijn we getuige van de vorming van gedachten; sommige verwerkingsstadia zijn beschikbaar voor introspectieve aandacht. We weten dat onze gedachten niet worden gegeven maar gemaakt.'
6'Het wie-probleem: wat is de entiteit die bewuste ervaring heeft?'
'Bewustzijn is altijd gebonden aan een individueel eerstepersoons perspectief, en dat maakt het mede zo ongrijpbaar. Het is een subjectief fenomeen. Iemand heeft het. Je innerlijke wereld is op een diepgaande en onbetwistbare manier niet slechts de innerlijke wereld van iemand, maar de innerlijke van jou – een persoonlijk domein van ervaring waar alleen jijzelf directe toegang toe hebt.'
'Is het bestaan van een ervarend zelf een noodzakelijk onderdeel van bewustzijn? Ik denk het niet – omdat er, om maar iets te noemen, ‘zelfloze’ vormen van bewuste ervaring lijken te bestaan. Bij bepaalde ernstige psychiatrische stoornissen, zoals het syndroom van Cotard, stoppen mensen ermee eerstepersoonse voornaamwoorden te gebruiken en beweren ze bovendien dat ze niet echt bestaan.'
'Het menselijke bewustzijn wordt gekenmerkt door diverse vormen van innerlijkheid die elkaar beïnvloeden: ten eerste is het een intern proces in het zenuwstelsel, ten tweede creëert het de ervaring van het zijn in een wereld, en ten derde verschaft het virtuele aanwezigheidsvenster ons een temporele internaliteit, een nu.'
Interview met Wolf Singer
'Het verbindingsprobleem is een gevolg van twee kenmerken van de hersenen: ten eerste vormen de hersenen een in hoge mate verdeeld systeem waarin een zeer groot aantal parallelle operaties worden uitgevoerd; ten tweede ontberen ze een convergentiecentrum waarin de resultaten van deze parallelle computaties op een samenhangende manier geëvalueerd kunnen worden. De diverse verwerkingsmodules zijn onderling verbonden in een enorm dicht en complex netwerk van wederzijdse verbindingen en lijken door middel van sterke zelforganiserende mechanismen algemeen geordende toestanden te genereren. Hieruit vloeit voort dat representaties van complexe cognitieve inhoudsvormen – perceptuele objecten, gedachten, actieplannen, gereactiveerde herinneringen – eveneens een verdeelde structuur moeten hebben.'
'Sinds de ontdekking van gesynchroniseerde oscillerende ontladingen in de visuele cortex ruim tien jaar geleden zijn er steeds meer bewijzen gevonden die de hypothese ondersteunen dat synchronisatie van oscillerende activiteit wellicht het mechanisme is waarmee verspreide hersenprocessen onderling worden verbonden – hoewel de betreffende oscillatiefrequenties voor de verschillende structuren verschillen en in de hersencortex doorgaans binnen het bereik van bèta- en gammaoscillaties vallen: 20 tot 80 Hz. Wat de synchronisatiefenomenen in de huidige context bijzonder interessant maakt, is dat ze zich voordoen in combinatie met een aantal functies die relevant zijn voor bewuste ervaring.'
'Deze oscillaties doen zich voor tijdens het coderen van perceptuele objecten, wanneer er coherente representaties van de diverse attributen van deze objecten gevormd moeten worden. De oscillaties worden constant waargenomen wanneer proefpersonen hun aandacht richten op een object en er informatie over opslaan in hun werkgeheugen. En tot slot zijn de oscillaties een kenmerkend correlaat van bewuste perceptie.'
BLE
'ble’s zijn vanuit filosofisch perspectief om een aantal redenen interessant. De fenomenologie van ble’s leidt onvermijdelijk tot dualisme en het idee van een onzichtbaar, gewichtloos, maar zich ruimtelijk uitstrekkend tweede lichaam. Dit is denk ik de volks-fenomenologische voorloper van de notie ‘ziel’ en van het filosofische protoconcept van de geest.'
'Omdat deze ble’s realistisch aandoen, lijkt het op het eerste gezicht niet zo dat ze van hallucinatorische aard zijn. Wat echter nog interessanter is, is dat hallucinatie en elementen uit de werkelijkheid worden geïntegreerd in één geheel. Er kan vaak onderscheid gemaakt worden tussen schijn en werkelijkheid: er is dus sprake van besef, zij het slechts gedeeltelijk. Een epileptische persoon merkte op dat zijn lichaam, dat hij waarnam vanuit een extern perspectief, gekleed was in de kleren die hij droeg in de werkelijkheid, maar dat zijn haar merkwaardig genoeg gekamd was, hoewel hij wist dat het voor het begin van de aanval ongekamd was geweest. Sommige epileptische personen vertellen dat hun zwevende lichaam een schaduw werpt; andere vertellen niet dat ze een schaduw zien. Bij sommigen is het dubbellichaam iets kleiner dan in werkelijkheid. Daarnaast zien we ook de besef-component in het eerste verslag van Ernst Waelti waaruit hierboven geciteerd is: ‘Was mijn normale lichaam zo gevallen, dan zou ik met mijn hoofd tegen de rand van mijn nachtkastje geklapt zijn.'
'Een tweede reden waarom het verschijnsel ble vanuit filosofisch oogpunt interessant is, is dat het de best bekende bewustzijnstoestand is waarin tegelijkertijd twee zelfmodellen actief zijn. Natuurlijk is slechts een ervan de ‘locus van de identiteit’, de plaats waar de actor (in de filosofie de entiteit die handelt) zetelt. Het andere zelfmodel – dat van het fysieke lichaam dat bijvoorbeeld beneden op het bed ligt – is strikt gesproken geen zelfmodel, omdat het niet fungeert als de oorsprong van het eerstepersoonse perspectief. Dit tweede zelfmodel is geen subjectmodel. Het is niet de plek vanwaar je je aandacht richt op je omgeving. Aan de andere kant is het wel nog steeds je eigen lichaam waar je naar kijkt. Je herkent het als je eigen lichaam, maar het fungeert niet als subject, als de locus van kennis, actorschap en bewuste ervaring. En dat is precies wat het ego is. Deze waarnemingen zijn interessant omdat we aan de hand daarvan verschillende functionele lagen in het bewuste menselijke zelf kunnen onderscheiden.'
Ikgevoel
'... zou het in onze zoektocht naar de kern van het bewuste zelf bijvoorbeeld een stap vooruit betekenen als we onderscheid konden maken tussen wat slechts causaal mogelijk makend is en wat volgens de in deze wereld geldende natuurwetten in strenge zin noodzakelijk is.
Onze experimenten laten zien dat actorschap niet noodzakelijk is, omdat daarbij selectief maar twee dimensies van de bewuste zelfervaring worden gemanipuleerd: zelf-identificatie (met de inhoud van een bewust lichaamsbeeld) en zelf-lokalisatie (in een ruimtelijk referentiekader). Ze komen tot stand in condities waarin de proefpersonen volkomen passief zijn, zonder wilsdaden of lichamelijke handelingen. Dit is interessant omdat hieruit blijkt dat je het doelfenomeen – zelfbewustzijn – alleen causaal kunt sturen door een conflict tussen verschillende zintuigen te creëren. Dit is belangrijk omdat we, als we de ontdekking dat dit bewerkstelligd kan worden door simpelweg een conflict tussen zien en voelen te creëren combineren met het feit dat de verschuiving van het visuele perspectief tijdens een buitenlichamelijke ervaring ook door een epileptische aanval of door rechtstreekse prikkeling met een elektrode in de hersenen veroorzaakt kan worden, een veel beter beeld krijgen van wat de eenvoudigste vorm van zelfbewustzijn zou kunnen zijn. Het moet iets zeer lokaals zijn, iets in de hersenen zelf, en het is onafhankelijk van motorische sturing, van het bewust bewegen van ons lichaam in de wereld.’
'Maar we weten natuurlijk nog meer: een ziend zelf is evenmin noodzakelijk. Je kunt de ramen sluiten voor het kleine mannetje achter je ogen door je oogleden dicht te doen. Het ziende zelf verdwijnt, het ego blijft. Je kunt een stabiel, bewust zelf hebben, zelfs als je je in een emotioneel volkomen neutrale toestand bevindt, als je geen wilshandelingen verricht, en ook bij het ontbreken van gedachten. Emoties, wil en gedachten zijn niet noodzakelijk voor het fundamentele gevoel van zelfheid. Iedere beoefenaar van meditatie (zie hoofdstuk 1) kan bevestigen dat je in een kalme, emotioneel neutrale toestand kunt raken, diep ontspannen en hoogst alert, een toestand van pure waarneming, zonder enige gedachte, terwijl toch een bepaalde elementaire vorm van lichaamsbewustzijn in stand blijft. Laten we dit het ‘zelfgevoel-als-belichaming’ noemen.
Dus wat is de essentie? De lokalisering in tijd en ruimte plus een transparant lichaamsbeeld komen daar dicht bij in de buurt. Misschien zijn dit al de noodzakelijke en toereikende condities waarnaar we op zoek zijn. Bij de rubberhand-illusie wordt alleen de ervaring van eigenaarschap van lichaamsdelen gemanipuleerd. Wat bij de lichaam-illusie wordt gemanipuleerd, is het eigenaarschap van het lichaam als geheel. Zou dit uiteindelijk de eenvoudigste vorm van ik-gevoel kunnen zijn, de fundamentele ervaring van ‘algemeen eigenaarschap’? Dit is denk ik een misleidend idee. Algemeen eigenaarschap is een gevaarlijk concept, omdat hierin twee entiteiten worden geïntroduceerd, het lichaam en een onzichtbaar zelf, iemand die het lichaam bezit. In werkelijkheid is het het lichaam dat zichzelf bezit: iets in bezit hebben betekent weet hebben van het bestaan ervan en in staat zijn het te sturen, en het bewust ik-gevoel is nauw gerelateerd aan het moment waarop het lichaam ontdekt dat het zichzelf kan sturen – en wel als een geheel. Dat is precies wat er gebeurt wanneer je ’s morgens wakker wordt en ‘tot jezelf komt’.'
'Je kunt een stabiel, bewust zelf hebben, zelfs als je je in een emotioneel volkomen neutrale toestand bevindt, als je geen wilshandelingen verricht, en ook bij het ontbreken van gedachten. Emoties, wil en gedachten zijn niet noodzakelijk voor het fundamentele gevoel van zelfheid.'
'Ziehier de voorlopige stand van zaken: het minimale zelfbewustzijn is niet de sturing zelf, maar datgene wat de sturing mogelijk maakt. Het bestaat uit een beeld van het lichaam in tijd en ruimte (lokalisering) plus het feit dat het organisme dat dit beeld in zichzelf creëert het niet herkent als een beeld (identificatie). We hebben derhalve een nu, een ruimtelijk referentiekader en een transparant lichaamsmodel nodig. Vervolgens hebben we een visueel (of auditief) perspectief nodig die zijn oorsprong heeft in de door het lichaam gedefinieerde ruimte, een projectiecentrum dat is ingebed in de ervaren lichaamsruimte.'
'De beslissende overgang vindt plaats wanneer het systeem zichzelf door een minimale vorm van zelfbewustzijn reeds gegeven is en zichzelf vervolgens representeert als gericht op een object. Ik denk dat dit gebeurt wanneer we voor het eerst ontdekken dat we sturing kunnen geven aan de aandachtsfocus. We begrijpen dan dat we dingen aan de rand van het bewustzijn naar het centrum van ervaring kunnen trekken, ze kunnen vasthouden in het schijnwerperlicht van de aandacht of ze met opzet kunnen negeren – dat we dus actief kunnen controleren welke informatie in onze geest verschijnt.'
'De door de natuur ontwikkelde vorm van virtuele werkelijkheid is het bewuste ervaren – een direct beschikbaar wereldmodel dat bestempeld kan worden als een permanent doorlopende online-simulatie waardoor organismen op elegante wijze kunnen interacteren met de wereld en met elkaar.'
'Bewuste ervaring is eveneens een interface, een onzichtbaar, perfect intern medium dat een organisme in staat stelt flexibel op zichzelf te reageren. Het is een sturingsmechanisme. De functie ervan is een interne gebruikersinterface te creëren, een ‘alsof’- (dat wil zeggen, virtuele) werkelijkheid. Het filtert informatie, heeft een grote bandbreedte, is ondubbelzinnig en betrouwbaar en genereert een gevoel van aanwezigheid. Nog belangrijker is dat het daarnaast een zelfgevoel genereert.'
'Een interessant gegeven in verband met ervaringen met fantoomledematen is dat ze ook voorkomen bij mensen die zijn geboren zonder armen en/of benen.'
De taak van de hersenen is het lichaam voor het lichaam te simuleren en de gevolgen van de bewegingen van het lichaam te voorspellen, en daarbij wordt het zelfmodel door de hersenen als instrument gebruikt. Dit proces vindt plaats in de echte wereld, zodat het tijd in beslag neemt en er per definitie een verschil bestaat tussen de werkelijke toestand van het lichaam en de inhoud van het zelfmodel.
Normaliter zijn we ons niet bewust van dit proces, omdat de natuur het zo efficiënt heeft gemaakt dat er zelden fouten optreden. Niettemin is en blijft het een feit dat je nooit in direct contact staat met je lichaam.'
'Wat je dan ervaart, is niet de werkelijkheid, maar een virtuele werkelijkheid, een mogelijkheid. Strikt gesproken, en louter op het niveau van bewuste ervaring, leidt je je leven in een virtueel lichaam en niet in een echt lichaam'
'Alleen als je een zelfmodel hebt, kun je ervaren dat je handen en je armen deel uitmaken van je eigen lichaam. Alleen als je een zelfmodel hebt, kun je ervaren dat bepaalde cognitieve processen in je hersenen je eigen gedachten zijn en dat bepaalde gebeurtenissen in de motorische delen van je hersenen je eigen bedoelingen en wilshandelingen zijn.'
'Mensen die lijden aan het alien-handsyndroom ervaren de hand nog steeds als zijnde hun eigen hand; het bewuste gevoel van eigenaarschap is nog steeds aanwezig, maar er is geen daarbij aansluitende ervaring van een wil in hun hoofd. De ‘wilshandeling’ ontbreekt, zoals filosofen zeggen, en de doeltoestand die het gedrag van de vreemde hand stuurt wordt niet gerepresenteerd in het bewustzijn van de persoon. De arm is ontegenzeggelijk een subpersoonlijk deel van het lichaam en daardoor is het des te opmerkelijker om te zien dat iemand met deze stoornis er automatisch dingen als intentionaliteit en personaliteit aan toeschrijft en de arm beschouwt als een autonome actor. Dit conflict tussen de hand en het willende zelf kan zelfs uitgroeien tot een conflict tussen de hand en het denkende zelf. Wanneer bijvoorbeeld de linkerhand van iemand met deze stoornis in een spelletje dammen een zet deed die hij niet wilde, corrigeerde hij de zet met zijn rechterhand. Vervolgens zorgde de geïsoleerde functionele module in zijn hersenen die zijn linkerarm aanstuurde er tot zijn frustratie voor dat de linkerarm de ongewilde zet herhaalde.
Het filosofische probleem hierbij luidt als volgt: is de ongewilde zet in het spelletje dammen een handeling – dat wil zeggen, een lichamelijke beweging die rechtstreeks te herleiden is tot een expliciete doelrepresentatie – of is het gewoon iets wat gebeurt en wordt veroorzaakt door iets anders? In het filosofische spectrum zijn twee uitersten te onderscheiden. Aan de ene kant ontkent men het bestaan van de vrije wil: er bestaan geen dingen zoals ‘handelingen’ en ‘actors’, en strikt gesproken hebben er altijd alleen vooraf bepaalde fysieke gebeurtenissen bestaan. We zijn allemaal automaten. Als onze hardware beschadigd raakt, kan het zijn dat zich individuele subsystemen doen gelden – en dat is erg vervelend, maar zeker geen mysterie. Aan de andere kant staat men op het standpunt dat er zich in het universum geen blinde, louter fysieke gebeurtenissen voordoen, dat elke afzonderlijke gebeurtenis een doelgerichte handeling is die wordt veroorzaakt door een persoon'
'Bij sommige psychiatrische syndromen hebben mensen de gewaarwording dat iedere bewust waargenomen gebeurtenis in hun omgeving rechtstreeks wordt veroorzaakt door henzelf. Bij andere geestelijke aandoeningen, zoals schizofrenie, kun je het gevoel hebben dat je lichaam en gedachten op afstand worden aangestuurd, en dat de wereld één grote machine is, een zielloos en betekenisloos malend mechanisme. Overigens illustreren beide typen waarnemingen mijn bewering in hoofdstuk 1 dat we de hersenen moeten beschouwen als een werkelijkheidsmachine: het is een systeem dat onafgebroken aannames opstelt over wat wel en wat niet bestaat en zo een innerlijke werkelijkheid met tijd, ruimte en causale relaties creëert. Psychiatrische aandoeningen zijn werkelijkheidsmodellen – alternatieve ontologieën die ontstaan in reactie op ernstige en vaak specifieke problemen'
'Je kunt als attentionele actor een verschuiving in aandacht initiëren en als het ware je innerlijke zaklantaarn op bepaalde doelen richten: bijvoorbeeld een waarneembaar object of een specifiek gevoel. Mensen verliezen in tal van situaties de eigenschap van attentioneel actorschap en daardoor raakt vervolgens hun zelfgevoel verzwakt. Kleine kinderen zijn niet in staat hun visuele aandacht te sturen; hun blik dwaalt doelloos van het ene naar het andere object omdat dit deel van hun ego nog niet volledig ontwikkeld is. Een ander voorbeeld van bewustzijn zonder attentionele sturing is de droomtoestand, en het ego van de droomtoestand is dan ook, zoals ik in het volgende hoofdstuk uiteen zal zetten, een heel ander ego dan dat van de waaktoestand. Ook in andere gevallen, zoals bij ernstige dronkenschap en ouderdomsdementie, kun je het vermogen om je aandacht te sturen kwijtraken – en aldus het gevoel krijgen dat je ‘zelf’ uiteenvalt.'
'Daarnaast is er cognitief actorschap, dat een interessante parallel biedt met wat filosofen het ‘cognitieve subject’ noemen. Een cognitief subject is een denker van gedachten en kan dit vermogen ook aan zichzelf toeschrijven. Voor de westerse filosofie was het bewuste subject dat zijn eigen geestelijke toestanden controleerde van centrale betekenis. Wat daarbij goeddeels genegeerd werd, was dat het grootste deel van ons denken in feite een subpersoonlijk gebeuren is en bestaat uit het onophoudelijke gebabbel van een automatisch voortgaande innerlijke monoloog, de achtergrondruis van herinneringen, beoordelingen en verhaaltjes, die als een sluier de waarneming van het actuele moment vertroebelen. Het komt maar af en toe voor dat we de ervaring hebben dat we bij denken werkelijk innerlijk handelen.'
'Een verwant aspect dat lichamelijk actorschap, attentioneel actorschap en cognitief actorschap gemeen hebben, is een subjectief gevoel van inspanning. Fenomenologisch gezien vergt het inspanning om je lichaam te bewegen. Het vergt ook inspanning om je aandacht ergens op te richten. En het vergt zeker inspanning om op een geconcentreerde, logische manier te denken. Wat is het neurale correlaat van het gevoel van inspanning?'
'Mensen die lijden aan de ernstige neurologische aandoening akinetisch mutisme doen niets anders dan zwijgend in hun bed liggen. Ze bezitten ten aanzien van hun lichaam een gevoel van eigenaarschap, maar zijn, hoewel ze wakker zijn (en de gewone slaap-waakcyclus doorlopen) geen actor: ze verrichten geen enkele handeling. Ze initiëren geen gedachten. Ze richten nergens hun aandacht op. Ze praten en bewegen niet.7 Verder zijn er gevallen waarbij delen van ons lichaam complexe doelgerichte acties uitvoeren zonder dat we de bewuste ervaring hebben dat dit onze acties en onze doelen zijn, zonder dat er een bewuste wilshandeling aan voorafgegaan is – kortom, zonder de ervaring dat we hierbij een actor zijn. Een ander interessant aspect – en het derde empirische feit waarvoor een gedegen filosofie van het bewuste zelf een verklaring zal moeten bieden – is hoe bijvoorbeeld schizofrene mensen soms volledig hun gevoel van actorschap en uitvoerend bewustzijn verliezen en zich een van een afstand gestuurde pop voelen'
'Maar kun je ook hallucineren dat je een actor bent? Het antwoord is ja – en vreemd genoeg hebben veel bewustzijnsfilosofen dit fenomeen lange tijd genegeerd. Je kunt de sterke, bewuste ervaring hebben dat je een handeling doelbewust hebt uitgevoerd zelfs als dat niet zo is. Door rechtstreeks de hersenen te prikkelen kunnen we niet alleen de uitvoering van een lichamelijke beweging in gang zetten, maar ook de bewuste ervaring opwekken dat je de aandrang hebt om die beweging te maken. We kunnen de bewuste ervaring van willen experimenteel teweegbrengen.
Een voorbeeld. Stéphane Kremer en zijn collega’s van het Universitair Ziekenhuis in Straatsburg prikkelden bij een vrouw met epileptische aanvallen die medisch niet behandelbaar waren een specifiek hersengebied (de ventrale bundel van de anterieure cingulaire groef) om voorafgaand aan een chirurgische operatie het epileptogene gebied te lokaliseren. In dit geval veroorzaakte de prikkeling snelle oogbewegingen waarbij beide zijden van het visuele gebied werden afgespeurd. De vrouw begon te zoeken naar een dichtbij zijnd object dat ze kon grijpen, en de arm die zich tegenover de geprikkelde zijde bevond – haar linkerarm – begon naar rechts te gaan. Ze vertelde dat ze een sterke ‘grijpdrang’ had die voor haar onbeheersbaar was. Zodra ze een potentieel doelobject zag, ging haar linkerhand ernaartoe en greep het. Op het niveau van haar bewuste ervaring begon en eindigde de onweerstaanbare neiging om het object vast te pakken met de prikkeling van haar hersenen. Zoveel is duidelijk: wat een bewuste ervaring van willen verder ook moge zijn, het lijkt iets te zijn wat met behulp van een klein elektrisch stroompje van een elektrode in de hersenen aan- en uitgeschakeld kan worden.'
'Maar er zijn daarnaast ook manieren om de ervaring van actorschap op elegante wijze op te wekken met louter psychologische middelen. In de jaren negentig van de twintigste eeuw deden Daniel M. Wegner en Thalia Wheatley, twee psychologen van de Universiteit van Virginia, met behulp van een ingenieus experiment onderzoek naar de noodzakelijke en toereikende condities voor ‘de ervaring van bewuste wil’. In hun ‘I Spy’ geheten studie brachten ze de proefpersonen ertoe een oorzakelijk verband te ervaren tussen een gedachte en een handeling door bij de proefpersonen het gevoel op te wekken dat ze weloverwogen een handeling hadden verricht, hoewel de handeling feitelijk was verricht door iemand anders.'
'Wegner en Wheatley opperden op basis van deze experimentele gegevens dat de fenomenale ervaring van willen, ofwel mentale veroorzaking, berust op drie principes: het principe van exclusiviteit, dat inhoudt dat de gedachte van een persoon de enige introspectief beschikbare oorzaak van een handeling is; het principe van consistentie, dat inhoudt dat de subjectieve intentie consistent is met de handeling; en het principe van prioriteit, dat inhoudt dat de gedachte qua tijd voorafgaat aan de handeling.'
'Patrick Haggard van het University College in Londen, wellicht de meest vooraanstaande onderzoeker op het fascinerende en soms angstaanjagende nieuwe onderzoeksgebied betreffende actorschap en het zelf, heeft aangetoond dat onze bewuste gewaarwording van beweging niet wordt gegenereerd door de uitvoering van kant-en-klare motorische commando’s, maar door voorbereidende processen in het premotorische systeem van de hersenen. Uit diverse experimenten blijkt dat ons besef van intentie nauw gerelateerd is aan de specificatie van welke bewegingen we willen maken. Wanneer de hersenen alternatieve mogelijkheden simuleren – zeg, de hand uitsteken naar een bepaald object – lijkt de bewuste ervaring van intentie direct gerelateerd te zijn aan de selectie van een specifieke beweging. Dat wil zeggen, de gewaarwording van beweging houdt niet zozeer verband met de daadwerkelijke uitvoering als wel met een eerder hersenstadium: het proces van het voorbereiden van een beweging door de verschillende onderdelen ervan te verenigen tot een coherent geheel – een motorische gestalt als het ware.
Haggard stelt dat de gewaarwording van intentie en de gewaarwording van beweging conceptueel van elkaar verschillen, maar vermoedt dat ze voortvloeien uit één en hetzelfde verwerkingsstadium in de motorische baan. Het lijkt erop dat onze toegang tot het onafgebroken motorische proces in onze hersenen uitermate beperkt is; gewaarwording gaat niet verder dan een heel klein venster van premotorische activiteit, een tussenliggende fase in een langer proces. Als Haggard gelijk heeft, komt het gevoel van actorschap, de bewuste ervaring dat je iemand bent die handelt, voort uit het proces waarbij de gewaarwording van intentie wordt gekoppeld aan de representatie van je daadwerkelijke bewegingen. Dit geeft daarnaast aan wat het nut is van deze subjectieve gewaarwording van intentie, namelijk het detecteren van potentiële verkeerde combinaties met gebeurtenissen die zich voordoen in de wereld buiten de hersenen.
Wat de precieze technische details verder ook blijken te zijn, we beginnen nu te begrijpen wat de bewuste ervaring van actorschap is en hoe de evolutionaire functie ervan te verklaren is. De bewuste ervaring van willen en actorschap geeft een organisme de mogelijkheid bezit te nemen van de subpersoonlijke processen in zijn hersenen die verantwoordelijk zijn voor de selectie van actiedoelen, de constructie van specifieke bewegingspatronen en de sturing van de feedback van het lichaam. Toen zich in mensen dit gevoel van actorschap ontwikkelde, werden sommige stadia in het immens complexe causale netwerk in onze hersenen opgestuwd tot een niveau van algemene beschikbaarheid. Vanaf dat moment konden we op deze stadia onze aandacht vestigen, erover nadenken en ze mogelijk zelfs onderbreken. Voor het eerst konden we onszelf ervaren als een wezen met doelen en konden we aan de hand van interne representaties van deze doelen sturing geven aan ons lichaam. Voor het eerst konden we een intern beeld van onszelf vormen en van daaruit bepaalde behoeften bevredigen door een optimale route te kiezen. Bovendien stelde de gewaarwording van onszelf als autonome actors ons in staat te ontdekken dat andere wezens in onze omgeving waarschijnlijk ook actors waren en dat die eigen doelen hadden'
'Wanneer bepaalde verwerkingsstadia worden opgetild tot het niveau van bewuste ervaring en verbonden raken met het in je hersenen actieve zelfmodel, komen ze beschikbaar voor al je mentale vermogens. Op dat moment ervaar je ze als je eigen gedachten, besluiten of impulsen om te handelen – als eigenschappen die van jou zijn, de persoon als geheel.'
'Daarnaast is duidelijk waarom deze in het bewuste zelf opduikende gebeurtenissen per definitie spontaan en niet veroorzaakt lijken. Ze vormen de eerste schakel in de keten waarmee de grens tussen onbewuste en bewuste hersenprocessen wordt overgestoken; je hebt de indruk dat ze zogezegd ‘uit het niets’ in je geest verschenen zijn. De onbewuste voorloper is onzichtbaar, maar de schakel bestaat. (Dit is recentelijk aangetoond met betrekking tot het bewuste veto, bijvoorbeeld wanneer je op het laatste moment een intentionele handeling onderbreekt.)15 Maar de bewuste ervaring van intentie is slechts een klein snippertje van een gecompliceerd proces in de hersenen. En omdat dit voor ons niet zo lijkt, leven we in de sterke overtuiging dat we in staat zijn spontaan causale ketens te vormen tussen de mentale en de fysieke wereld. Zo komt het dat we denken een actor te zijn. (Dit geeft ons tevens een dieper inzicht in wat het betekent om te zeggen dat het zelfmodel transparant is. De hersenen zijn vaak als het ware blind voor wat ze doen.)'
'Wanneer de moderne neurologie de toereikende neurale correlaten voor willen, verlangen, overwegen en handelen ontdekt, zullen we de bewuste ervaring van willen kunnen opwekken, versterken, uitschakelen en moduleren door manipulatie van deze neurale correlaten. Het zal dan duidelijk worden dat de feitelijke oorzaken van onze handelingen, wensen en bedoelingen vaak niet of nauwelijks verband houden met wat het bewuste zelf ons vertelt. Vanuit een wetenschappelijk, derdepersoons perspectief zal onze innerlijke ervaring van sterke autonomie waarschijnlijk in toenemende mate gaan lijken op wat het altijd al is geweest: niet meer dan een verschijning'
'Je kunt dromen hebben waarbij je je niet alleen gewaar bent van het feit dat je droomt, maar ook complete herinneringen aan je droomleven en je wakende leven hebt en bovendien de fenomenale eigenschap van actorschap op het niveau van aandacht, denken en gedrag bezit. Zulke dromen worden lucide dromen genoemd.'
Hobson
'Recentelijk heeft Hobson zijn ideeën en bevindingen met nieuwe data uit pet- en letselstudies naar menselijke slaap geïntegreerd in een algemeen model van toestandafhankelijke aspecten van bewustzijn. Dit nieuwe, aim geheten model beschrijft aan de hand van drie elementen – activering (A), input-output gating (I) en chemische modulering (M) – de toestandruimte waarin de brein-geest in zich herhalende lussen rondgaat wanneer we waken, slapen en dromen.'
'Droombewustzijn is intenser, doelgerichter, gedetailleerder en meer bizar dan bewustzijn tijdens waken. Daarom is het redelijkerwijs te beschouwen als de meest autocreatieve toestand van het brein/de geest. Het is ook de meest psychoseachtige toestand van normaal bewustzijn. Omdat de neurobiologie ervan goed bekend is, biedt de bestudering ervan ons een unieke wetenschappelijke mogelijkheid om onszelf qua gezondheid en ziekte beter te leren begrijpen.'
'Ons bewuste besef tijdens het waken is vanzelfsprekend een adaptief voordeel, maar ons bewuste besef tijdens het slapen is dat misschien niet. Het zou zelfs een adaptief voordeel kunnen zijn om geen herinneringen te hebben aan droominhoud. Ondanks dat bepaalde therapeuten beweren dat dromen de koninklijke weg is naar het onbewuste, kun je nog altijd de vraag stellen: ‘Wie wil daarheen?’ Zij die willen, mogen het naar believen proberen, maar ik zie zelf geen adaptief voordeel in droomherinnering en droominterpretatie, ook al beoefen ik beide sporten met groot plezier.
Mijn eigen speciale theorie is dat dromen een heel bijzondere vorm van bewust besef is dat gebruikt kan worden om meer inzicht te krijgen in de hersenactiviteit die leidt tot bewustzijn, hetzij tijdens het waken hetzij tijdens het slapen. Zoals Gerald Edelman en Giulio Tononi hebben aangetoond, moet het enorme thalamocorticale systeem geactiveerd worden om bewustzijn te doen ontstaan. Tijdens waken en slapen wordt dit systeem geactiveerd door de hersenstam, maar de chemische modulering waarmee de activering gepaard gaat is in de twee toestanden heel anders. De rol van andere structuren, zoals het limbische systeem en de modulatorische systemen van de hersenstam, zijn erg belangrijk in zoverre ze het bewustzijn kleuren’ en activeren'
'Peuters hebben nog geen autonoom zelfmodel (hoewel waarschijnlijk niemand van ons een zelfmodel heeft dat werkelijk onafhankelijk is van andere). Bij dit soort kleine kinderen nemen we een belangrijk gegeven waar over de aard van ons fenomenale ego: het heeft zowel sociale als neurale correlaten. De peuter weet nog niet hoe hij zich moet voelen; daarom kijkt hij naar het gezicht van zijn moeder om de emotionele inhoud van zijn bewuste zelfervaring te bepalen.'
'De gedachten, doelen, gevoelens en behoeften van andere mensen in onze omgeving maken deel uit van onze werkelijkheid; daarom is het van belang om te begrijpen hoe onze hersenen niet alleen het inwendige perspectief van de egotunnel hebben kunnen representeren en creëren, maar ook een wereld met daarin een groot aantal andere ego’s en perspectieven.'
'Een aanzienlijk deel van deze voortdurende spiegelactiviteit speelt zich buiten de egotunnel af, zodat we ons dit niet subjectief gewaar zijn. Maar wanneer we bewust onze aandacht op andere mensen richten of sociale situaties analyseren, is er ook het bewuste zelfmodel bij betrokken; met name kunnen we, zoals reeds eerder opgemerkt, op de een of andere manier direct begrijpen, bijna waarnemen, wat iemand anders van plan is. Vaak ‘weten we gewoon’ wat het doel van een handeling van een ander is en wat waarschijnlijk zijn emotionele toestand is.Met behulp van de interne hulpbronnen die ons bewustmaken van onze eigen doeltoestanden ontdekken we tevens op automatische wijze dat andere mensen doelgerichte entiteiten zijn en niet louter andere bewegende objecten. We ervaren ze als ego’s omdat we onszelf ervaren als een ego.'
'Opmerkelijk genoeg bevindt er zich in het gebied van Broca, een deel van de menselijke hersenen dat betrokken is bij taalverwerking, spraak- en tekenvorming en begrijpen, een representatie van de menselijke hand. In een aantal studies is door onderzoekers aangetoond dat hand/armgebaren en bewegingen van de mond via een gemeenschappelijk neuraal substraat onderling verbonden zijn. Zo zijn grijpbewegingen bijvoorbeeld van invloed op de uitspraak van woorden – en niet alleen wanneer ze worden uitgevoerd, maar ook wanneer ze worden waargenomen. Verder is aangetoond dat er bij mensen een directe verbinding bestaat tussen handgebaren en mondgebaren, en dat de oro-laryngale bewegingspatronen die we creëren om spraak voort te brengen deel uitmaken van deze verbinding.'
'Het evolutieproces dat onze lichamen, onze hersenen en onze bewuste geesten creëerde, was geen doelgerichte keten van gebeurtenissen. We zijn genen kopiërende apparaten die in staat zijn bewuste zelfmodellen te ontwikkelen en omvangrijke samenlevingen te creëren. Daarnaast zijn we in staat enorm complexe culturele omgevingen te creëren, die op hun beurt constant nieuwe lagen vormen in en toevoegen aan onze zelfmodellen. We hebben filosofie, wetenschap, een geschiedenis van ideeën gecreëerd. Maar er zat geen bedoeling achter dit proces – het was het resultaat van blinde, bottom-up zelforganisatie. Ja, we hebben de bewuste ervaring dat we een wil bezitten, en wanneer we ons bezighouden met filosofie, wetenschap en andere culturele activiteiten, hebben we de ervaring dat we intentioneel handelen. Maar de cognitieve neurologie houdt ons nu voor dat dit soort activiteiten heel wel het product zouden kunnen zijn van een zelfloos, bottom-up, door onze hersenen gegenereerd proces.'
'Behalve rubberhanden, fantoomledematen en buitenlichamelijke ervaringen zijn er nog andere voorbeelden van manipulatie van de inhoudsvormen van het bewustzijn, waaronder de inductie van een artificieel scotoom (blinde plek) in het visuele gebied door middel van een magneetveld, het subjectieve kwalitatieve ervaren van roodachtig groen en blauwachtig geel, en het opwekken van een acute voorbijgaande depressie door stimulering van bepaalde subthalamische nucleï. Niet alleen zintuiglijke en emotionele ervaringen kunnen technisch gemanipuleerd worden; hetzelfde geldt voor eigenschappen van hoog niveau van het ego zoals wils- en actorschapervaringen (denk aan het in hoofdstuk 4 beschreven experiment van Stéphane Kremer).
We weten al eeuwen dat psychoactieve stoffen zoals mescaline, psilocybine en lsd diepe spirituele ervaringen teweeg kunnen brengen. Met elektromagnetische' 'prikkeling is dit ook mogelijk. De hersenonderzoeker Michael Persinger van Laurentian University in Ontario kwam eind jaren negentig van de vorige eeuw wereldwijd in het nieuws nadat hij de hersenen van zijn proefpersonen had geprikkeld met elektromagnetische velden en er zo in was geslaagd om bij hen religieuze ervaringen te creëren – dat wil zeggen, de subjectieve indruk dat er een onzichtbare persoon aanwezig was. De boodschap is duidelijk: wat religieuze ervaringen verder ook mogen zijn, ze bezitten kennelijk een toereikend neuraal correlaat – een correlaat dat op experimentele wijze geprikkeld kan worden. Het wordt almaar duidelijker dat er geen principiële beperkingen zitten aan dit proces. Dit is niet iets van voorbijgaande aard – het zal alleen maar steeds efficiënter aangewend worden. Als we bijvoorbeeld kunnen vaststellen welke epileptici voorafgaand aan een aanval in religieuze vervoering raken en waar in de hersenen zich de haard van deze aanvallen bevindt, kunnen we bij gezonde mensen op invasieve of niet-invasieve wijze hetzelfde hersengebied prikkelen.' 'Er bestaat de theorie dat veel mensen met diepreligieuze ervaringen en de typische persoonlijkheidsveranderingen die zich vaak voordoen na zulke ervaringen (dus mogelijkerwijs ook sommige stichters van een godsdienst), simpelweg temporaalkwab-epileptici zijn. Deze theorie is wetenschappelijk zeer omstreden en wellicht onjuist, maar het principe is duidelijk. Wanneer we de minimaal toereikende neurodynamische kern van een interessante bewuste toestand vinden, kunnen we proberen die in experimenten te reproduceren. Omdat veel van dit soort ervaringen zich voordoen in combinatie met de fenomenologie van zekerheid en aldus automatisch leiden tot de overtuiging dat je niet hallucineert, kunnen deze experimenten – afhankelijk van de inhoud van de hallucinatie – verwarrende en zelfs gevaarlijke gevolgen hebben. Zelfmisleiding kan gepaard gaan met de gedachte dat je nieuwe inzichten hebt verworven'