
Daniel C. Dennett, Van bacterie naar bach en terug: de evolutie van de geest (2017)
"We weten dat het mens-zijn een bepaalde beleving met zich meebrengt, dat we ons bewust zijn van ons bestaan, om de eenvoudige reden dat we daar elke dag weer over praten, in bekentenissen, klachten, beschrijvingen, gedichten, romans, filosofieboeken en zelfs in door externe wetenschappelijke adviseurs beoordeelde artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Dit is een centraal aspect van ons manifeste beeld, en dat objectieve feit zou evident zijn voor iedere ‘Marsiaanse’ wetenschapper die ons lang genoeg bestudeerd heeft om onze taal te leren. Onze introspectieve onthullingen zijn net zulke waarneembare en meetbare gedragingen als eten, rennen, vechten en de liefde bedrijven.
Is er iets wat wij kunnen doen – afgezien van erover praten – dat sommige andere dieren ook kunnen, en wat definitief zou bewijzen dat ze over een bewustzijn beschikken dat min of meer zo is als het onze?"
"Dat er een dergelijke kloof of grens [tussen mens en dier] bestaat valt niet uit te sluiten, maar tot nu toe is het idee van zo’n grens alleen maar gebaseerd op onbewezen veronderstellingen, en dat zal zo blijven tot we kunnen vaststellen dat de organismen aan de ene kant van die kloof beschikken over een ‘wat het inhoudt om iets te zijn’, een beleving van hun eigen bestaan die hen in staat stelt om iets belangrijks te doen (wat heel goed lijden zou kunnen zijn – maar dan moeten we wel een objectieve manier zien te vinden om dat te signaleren) waartoe ze niet in staat zouden zijn als ze zich aan de andere kant van de kloof bevonden"
"Wij mensen kunnen eveneens veel uiterst behendige handelingen verrichten, die achteraf gezien heel goed te rechtvaardigen zijn, zonder meer dan een vaag idee te hebben van wat we van plan zijn, al wordt dat idee vaak achteraf snel heel wat scherper doordat we onszelf redenen toeschrijven. Die laatste stap zetten alleen wij."
"...we gebruiken denkgereedschappen om onze eigen toekomstige handelingen te ontwerpen. Geen enkel ander dier doet dat.
Ons vermogen om op deze manier te denken komt niet voort uit een speciaal voor dit doel bestemde structuur in onze hersenen die niet wordt aangetroffen in andere dieren. Zo is er bijvoorbeeld geen ‘verklaringsnucleus’. Ons denken wordt mogelijk gemaakt door de installatie van een virtuele machine die bestaat uit virtuele machines die bestaan uit virtuele machines."
"De gebruikersinterface van een app is ontwikkeld om de competentie daarvan toegankelijk te maken voor gebruikers – mensen – die niet alle ingewikkelde details van de werking van de app kunnen en hoeven te kennen. De gebruikersillusies van alle apps die opgeslagen zijn in onze hersenen bestaan om dezelfde reden: ze maken onze competenties (enigszins) toegankelijk voor gebruikers – andere mensen – die niet alle ingewikkelde details daarvan kunnen en hoeven te kennen. En dan kunnen we ze zelf ook ook gebruiken, onder ruweeg dezelfde omstandigheden, als gasten in onze eigen hersenen."
"Er zou in beginsel ook een ander evolutionair pad – genetisch, niet cultureel – naar een min of meer soortgelijke gebruikersillusie bij andere dieren kunnen leiden, maar ik ben er niet in geslaagd om me daar een tot in detail overtuigende voorstelling van te maken, en volgens de argumenten die naar voren zijn gebracht door de etholoog en roboticus David McFarland (1989) is communicatie ‘het enige gedrag dat van een organisme vergt dat het zijn eigen besturingssysteem zelf in de gaten houdt’. Organismen kunnen zichzelf op zeer effectieve wijze besturen met behulp van een verzameling concurrerende maar ‘bijziende’ taakbestuurders, die stuk voor stuk geactiveerd worden door een voorwaarde (honger of een andere behoefte, een waargenomen mogelijkheid, een ingebouwde prioriteitenlijst enzovoort). Als de voorwaarde waarop de taakbestuurder reageert zwaarder weegt dan de voorwaarde die de huidige actieve taakbestuurder stelt, zal hij de activiteiten van de andere bestuurder onderbreken en tijdelijk de leiding overnemen. (Het ‘pandemoniummodel’ van Oliver Selfridge [1959] is de stamvader van veel latere modellen.) Doelen worden slechts stilzwijgend gerepresenteerd, in de terugkoppelingslussen die elke taakbestuurder als leidraad dienen, maar zonder enige representatie op globaal of hoger niveau. De evolutie neigt ertoe om de interruptiedynamica van deze modulen te optimaliseren zonder dat iemand dat in de gaten heeft. Dat wil zeggen, er hoeft helemaal niemand te zijn om dat in de gaten te hebben!"
"We kunnen dit vreemde idee een bijna paradoxale draai geven: het is alsof jij jij bent omdat je het vermogen hebt verworven om ons – al dan niet – te vertellen hoe het is om jou te zijn!
Toen wij evolueerden tot een ons, een communicerende gemeenschap van organismen die indrukken kunnen uitwisselen, werden we de begunstigden van een systeem van gebruikersillusies dat versies van onze cognitieve processen – die verder al net zo onwaarneembaar voor ons zijn als onze stofwisselingsprocessen – voor ons toegankelijk maakte, zodat we erover konden communiceren. Zoals blijkt uit de motto’s aan het begin van dit deelhoofdstuk was McFarland niet de eerste die heeft geopperd dat onszelf tegenover anderen verklaren de nieuwe activiteit is die het onderzoeks- en ontwikkelingswerk genereert dat de architectuur van het menselijk bewustzijn schept. Dit idee zou de grondslag moeten leveren voor de lang-gezochte verklaring voor de evolutie van het karakteristiek menselijke bewustzijn. Ook als dat niet blijkt te kloppen levert dit idee toch in elk geval een model voor wat tot een succesvolle verklaring zou moeten leiden."
"Sommige denkers zijn de afgelopen tijd steeds dichter in de buurt gekomen van een aantal verwante en goed op elkaar aansluitende ideeën. Ik noem hier Douglas Hofstadters ‘actieve symbolen’ (1979, 1982b, 1985 [met name p. 646 e.v.], 2007), en drie in 2013 verschenen boeken, geschreven door respectievelijk de psycholoog Matthew Lieberman, de neurowetenschapper Michael Graziano en de cognitiefilosoof Radu Bogdan."
"En wat is dit zelf? Geen speciaal voor dit doel bestemd deel van de neuronale netwerken in onze hersenen, maar meer zoiets als de eindgebruiker van een computerbesturingssysteem. Zoals Daniel Wegner het heeft geformuleerd in zijn grensverleggende boek De illusie van de bewuste wil (2002): ‘We kunnen met geen mogelijkheid op de hoogte zijn (laat staan blijven) van het ontzagwekkende aantal mechanische invloeden op ons gedrag, want wij bewonen een buitengewoon gecompliceerde machine’ (p. 27). Is het niet opmerkelijk hoe gemakkelijk we Wegner kunnen volgen in deze schijnbaar dualistische visie van onszelf als een duidelijk van ons lichaam te onderscheiden bewoner van dat lichaam! Deze machines ‘die we bewonen’ vereenvoudigen de zaak voor ons eigen bestwil: ‘De ervaring van de wil is dus de wijze waarop onze geest zijn werking aan ons voorstelt, niet de eigenlijke werking zelf’ (p. 96).
Merkwaardig genoeg verschilt ons eerstepersoonsperspectief op onze eigen geest dus niet zo sterk van ons tweedepersoonsperspectief op de geest van anderen: we kunnen de gecompliceerde neurale apparatuur die rondmaalt in onze hersenen niet zien, horen of voelen, maar moeten ons tevreden stellen met een geredigeerde samenvatting, een gebruikersillusie die ons zo vertrouwd is dat we die niet alleen als de werkelijkheid beschouwen, maar zelfs als de minst aan twijfel onderhevige, intiemst gekende werkelijkheid van allemaal. Zó is het om ons te zijn. We leren over anderen door te horen of te lezen wat ze tegen ons zeggen, en dat is ook hoe we over onszelf leren. Dit idee is niet nieuw, maar kennelijk wordt het telkens weer herontdekt. De grote neuroloog John Hughlings Jackson heeft ooit gezegd: ‘We spreken niet alleen om anderen te vertellen wat we denken, maar ook om onszelf te vertellen wat we denken’ (1915)."
"Onze toegang tot ons eigen denken, en dan vooral tot de causaliteit en de dynamiek van de subpersoonlijke onderdelen daarvan, is eigenlijk niet beter dan onze toegang tot onze spijsverteringsprocessen; we moeten ons verlaten op het tamelijk smalle en zwaar geredigeerde kanaal dat onze onophoudelijke nieuwsgierigheid beantwoordt met gebruikersvriendelijke berichten die mij maar één stap dichter bij de ware ik brengen dan mijn familie en vrienden kunnen komen. Nogmaals, bewustzijn is niet alleen maar in jezelf praten; het omvat alle varianten van zelfstimulatie en reflectie die we ons in de loop van ons wakende leven hebben verworven en vervolgens steeds verder hebben aangescherpt. Dit zijn niet zomaar gebeurtenissen in onze hersenen; het zijn gedragingen waar we mee bezig zijn (Humphrey 2000, 2006, 2011), sommige van die gedragingen zijn ‘instinctief’ (dankzij genetische evolutie), en de rest is verworven (dankzij culturele evolutie en overdracht, en individueel zelfonderzoek)."
"Het probleem met het eerstepersoonsperspectief is dat het niet verankerd is in het wetenschappelijke maar in het manifeste beeld, en dat het geen gebruik kan maken van de hulpbronnen van het wetenschappelijke beeld. We gaan er over het algemeen van uit dat als we een verslaggever vragen hoe hij iets weet, de uitspraak ‘dat weet ik omdat ik het met mijn eigen ogen zie’ een aanvaardbaar antwoord is, maar als we diezelfde redelijke veronderstelling overbrengen naar een geval waarin de proefpersoon verslag uitbrengt over mentale beelden of herinneringen..."
"Dat is de mate waarin je toegang hebt tot je eigen beleving, en die verschilt niet veel van de toegang die iemand anders kan hebben tot deze ervaringen – tot jouw ervaringen dus – als je besluit je beschrijving openbaar te maken. Je overtuigingen zijn ongetwijfeld betrouwbaar maar niet onfeilbaar. Iemand anders kan je helpen om ze te onderzoeken, en misschien krijgt hij je wel zover dat je ze aanpast in het licht van verdere ervaringen. Dit is de manier om het bewustzijn wetenschappelijk te onderzoeken, en ik heb deze vorm van onderzoek een tamelijk wanstaltige maar wel nauwkeurige naam gegeven: heterofenomenologie, de fenomenologie van de beleving van de ander; in tegenstelling tot de autofenomenologie, de fenomenologie van de eigen beleving. Er is een lange traditie die stelt dat de autofenomenologie op de een of andere manier een intiemere, authentiekere, rechtstreeksere manier is om de objecten van de beleving te benaderen dan de heterofenomenologie, en dat het kiezen voor het ‘eerstepersoonsperspectief’ de belangrijkste strategische zet vormt in elk veelbelovend onderzoek naar het bewustzijn, maar dit is zelf een waanbeeld. Heterofenomenologie is nauwkeuriger, betrouwbaarder en minder kwetsbaar voor illusie dan autofenomenologie, zolang je maar controles inbouwt op liegen en andere vormen van obstructie. Je kunt een betere catalogus van je eigen ervaring opstellen door jezelf te onderwerpen aan alle experimentele omstandigheden waaronder het bewustzijn wordt bestudeerd. Dan kunnen de onderzoekers je aspecten van je eigen ervaring laten zien waar je geen flauw benul van had."
"Door in samenwerking met andere onderzoekers je eigen bewustzijn te bestuderen (of, zoals je ook zou kunnen zeggen, door het ‘tweedepersoonsperspectief’ in te nemen) neem je bewustzijn, als fenomeen, zo ernstig als maar kan."
"We zullen pas over een complete wetenschap van het bewustzijn beschikken als we onze uit het manifeste beeld afkomstige wijzen om mentale toestanden te identificeren aan de hand van hun inhoud in lijn kunnen brengen met uit het wetenschappelijke beeld afkomstige identificaties van de subpersoonlijke informatiestructuren en -gebeurtenissen die causaal verantwoordelijk zijn voor het genereren van de details van de gebruikersillusie waarvan we aannemen dat we erin opereren."
"Zou een volkomen materialistische verklaring van het bewustzijn niet uitwijzen dat we niet moreel verantwoordelijk kunnen zijn? Nee, dat zou zo’n volkomen materialistische verklaring niet uitwijzen..."
"De traditionele zienswijze, waarin de vrije wil wordt gezien als een persoonlijke kracht die op een of andere manier losstaat van materiële oorzaak- en gevolgrelaties, is incoherent en als grond voor morele verantwoordelijkheid en voor zin en betekenis onnodig. De wetenschappers en filosofen die verklaren dat de vrije wil een fictie of illusie is hebben gelijk; de vrije wil maakt deel uit van de gebruikersillusie van het manifeste beeld. Dat plaatst hem in dezelfde categorie als kleuren, buitenkansjes, dollars, beloften en liefde (om maar enkele waardevolle voorbeelden uit een grote verzameling gebruiksmogelijkheden te plukken). Als de vrije wil een illusie is, dan zijn die andere zaken dat ook, en om dezelfde reden. Dit is geen illusie die we zouden moeten willen ontmantelen of uitwissen; wij wonen hier, en zonder vrije wil zouden we niet kunnen leven zoals we doen. Maar als deze wetenschappers en filosofen verdergaan en beweren dat hun ‘ontdekking’ van deze (goedaardige) illusie belangrijke implicaties heeft voor wet en recht, en voor de vraag of we wel of niet verantwoordelijk zijn voor ons handelen en onze scheppingen, gaan hun argumenten in rook op. Ja, we dienen ons te ontdoen van de wrede attributen van het vergeldingsdenken, dat inhoudt dat mensen (in de ogen van God) absoluut verantwoordelijk zijn voor hun daden; in plaats daarvan zouden we een redelijk en evenwichtig, praktisch en verdedigbaar stelsel van ethiek en recht moeten invoeren, dat nog steeds straft waar bestraffing geboden is, maar met een volkomen andere houding of inkleding."
"Het menselijk bewustzijn is anders dan alle andere soorten dierlijk bewustzijn omdat het grotendeels een voortbrengsel is van een culturele evolutie die een overvloed aan woorden en vele andere denkgereedschappen in onze hersenen installeert en daarmee een cognitieve architectuur schept die anders is dan de ‘bottom-up’-geest van dieren. Door onze geest een stelsel van representaties te leveren, voorziet deze architectuur ieder van ons van een perspectief – een gebruikersillusie – van waaruit we niet meer dan een beperkt en vertekend beeld van de werking van onze hersenen krijgen. En dat vertekende beeld van de werking van onze hersenen wordt onwillekeurig door ons onjuist geïnterpreteerd als een weergave (verbreid over de buitenwereld of een privébeeldscherm of -podium) van zowel de uiterlijke eigenschappen van de wereld (kleuren, aroma’s, geluiden...) als van veel van onze innerlijke responsen daarop (vervulde verwachtingen, als zodanig herkende verlangens, enzovoort). Deze onophoudelijke maalstroom van zelfonderzoek en reflectie waarmee we ons gedurende ons wakende leven bezighouden, is wat ons, als enigen, in staat stelt om ons begrip te ontwikkelen van onze competenties en van een scala aan redenen waarom de wereld is zoals ze is. Dankzij deze enorme hoeveelheid cultureel geëvolueerde, als symbionten fungerende informatiestructuren kunnen onze hersenen intelligente ontwerpers zijn, zowel van artefacten als van ons eigen leven."
"Dierenhersenen, die door natuurlijke selectie van een dergelijk netwerk zijn voorzien, kunnen de lichamen waarin ze huizen met indrukwekkende behendigheid sturen, maar beschikken op zich nauwelijks over het vermogen om nieuwe perspectieven in te nemen. Zoals ik elders heb betoogd dienen ze daarvoor besmet te worden met een groot aantal memen – elders ontworpen cognitieve competenties (gewoonten, manieren van doen) die in hersenen worden geïnstalleerd. Het gaat hier om gewoonten die de cognitieve architectuur van het aangestoken stel hersenen ingrijpend veranderen, en die in wezen omvormen tot een geest. Tot dusverre is homo sapiens de enige diersoort met hersenen die van een dergelijke uitrusting zijn voorzien."